VUE A MAASLIN
Ets Jongkind: Vue de Maaslin, 1862
Etsen
Het “Gezicht op Maassluis vanaf de Sluispoldermolen”, bij Maassluizers beter bekend als de Wippersmolen, heeft Jongkind al in zijn eerste schetsboek weergegeven. Hij heeft het in een periode van zo’n dertig jaar getekend, geëtst en meerdere malen geschilderd. Dit geeft een mooi overzicht van zijn ontwikkeling als schilder.
Oorsprong etstechniek
De voorloper van de ets, de gravure, ontstond rond 1400 vanuit de wapensmederijen in Europa. In deze werkplaatsen brachten wapensmeden met scherpe beitels versieringen in harnassen en wapens aan. Als de gravure gereed was, werd ze opgevuld met een zwart email, niëllo, en werd er een nat vel papier overheen gelegd. De niëllo trok voor een deel in het papier en zo ontstond een afdruk in spiegelbeeld van de gemaakte gravure.
Deze afdruk werd slechts voor één doel gebruikt: ze fungeerde als staalkaart voor het vakmanschap van de wapensmid. Dergelijke afdrukken vormden goed reclamemateriaal om nieuwe klanten te trekken. Het is dus niet verwonderlijk dat de gravure als reproductietechniek haar oorsprong vond in deze wapensmeden, aangezien de gebruikte techniek zeer gelijkaardig was. Pas in de 16e eeuw begonnen drukkers het proces te gebruiken.
In de periode van het ontstaan van de gravure ontdekte men dat metaal reageerde met een zuur of een base, waarbij het metaal werd aangetast. Hieruit ontstond de etstechniek, die ook steeds meer gebruikt werd in de boekdrukkunst.
Rembrandt als inspiratiebron
Nachtelijke scènes waren in de 17e eeuw al een specialiteit van de Nederlandse grafische kunstenaars. Ook Rembrandt blonk er in uit. Hij maakte genre-prenten, tafereeltjes uit het dagelijks leven waarvan sommige voorstellingen spelen zich af in het duister van de nacht.
We weten dat Jongkind de Nachtwacht heeft bezocht, het stond op een 'to-do-lijstje' in zijn aantekeningen voor zijn reizen naar Nederland toen hij in Frankrijk woonde.
De losse toets die Rembrandt laat zien in zijn zelf-portret en etsen begint Jongkind te laten zien in zijn landschappen. Gaande weg zie je dat er geen vlakken meer worden gebruikt maar dat alles opgebouwd wordt uit toetsen, streepjes. Hij gaat deze techniek ook gebruiken in zijn schilderijen en creëert ermee een levendig effect.
In zijn maanschilderijen, die hij veel maakte rondom Overschie, combineert hij deze twee typisch Nederlandse zaken: de losse schetsmatige schilderstijl, waardoor zijn maanlandschappen dramatisch levendig werden en de landschappen met lage horizonten en grote wolkpartijen en het water waar de weerspiegelingen en lichtreflectie vrij spel hebben.
Tekening 1860
Schilderij Jongkind: Vue de Maaslin, 1843
Jongkind: Vue de Maaslin, 1866
Jongkind: Vue de Maaslin, 1862